Targets

Targets worden bij dierentraining vooral gebruikt om ergens de aandacht van het dier op te richten. Het gebruik van targets voorkomt dat het dier moet gaan gissen en het versnelt daarmee het leerproces.

Targets hebben vier belangrijke functies:

  1. Zij geven de exacte plaats aan waar de hond een bepaald gedrag heeft vertoond.
  2. Zij focusen de aandacht van het dier.
  3. Zij vormen de basis voor een bepaald gedrag en kunnen worden gekoppeld aan andere targets.
  4. Zij bevorderen een coöperatieve houding van het dier ten opzichte van de trainer.

Er zijn drie basis targets:

  1. De 'two finger target'- Dit is de belangrijkste van de drie: een vuist waaruit de wijs- en middelvinger gestrekt uitsteken.
  2. De 'targetstick' - Een 'stick' die de trainer aan één kant vasthoudt terwijl het dier zich op het andere uiteinde concentreert.
  3. Het 'afstandtarget'- Ook wel station genoemd. Deze kan van elk duurzaam materiaal zijn gemaakt en kan worden neergelegd of opgehangen. In het begin heeft een station bij voorkeur het formaat van een ontbijtbord of groter.

Het gebruik van targets zorgt er voor dat u uw dier niet voortdurend met voer in positie hoeft te lokken. Het werken met een targetstick of station maakt het zelfs mogelijk om op afstand van het dier te trainen. Dat kan belangrijk kan zijn bij bepaalde oefeningen of als uw dier bepaald probleemgedrag vertoont.

Contact houden

Bij het aanleren van het 'targetten' is het belangrijk dat uw dier niet alleen leert om contact te maken met elke target die u gebruikt, maar ook om dit contact in stand te houden zolang u trainer dit wil. Dit bereikt u met behulp van de bridges.